Landenweb.nl

VENEZUELA
In een aftands wrak vliegen naar Canaima

Tekst: Joyce Frey.

's Nachts om drie uur, moesten Caroline en ik in ons hotel opstaan. Midden in de nacht reden we door de menslege straten van Caracas naar het vliegveld. Om vier uur waren we daar en pas om zes uur konden we naar Puerto Ordaz vliegen, waar we moesten overstappen. Niemand was er om ons verder te helpen. Ik liep naar het enige loket van het vliegveld en vroeg wat er verder met ons ging gebeuren. De man die daar zat wist van niets.

Ik liet de reispapieren zien en vroeg hem of hij naar het reisbureau wilde bellen om te vragen wat hier aan de hand was.
De man sprak met moeite een paar woorden Engels, maar te weinig om elkaar ook meer enigszins te begrijpen.

Een piloot kwam voorbij, die naar zijn vliegtuig wou gaan.
Ik dacht, die spreekt in ieder geval engels en kan misschien helpen. Ik schetste hem onze situatie.
Hij nam het papier uit mijn hand en ging naar de telefoon. Toen hij terug kwam, bleek dat we met hem mee moesten vliegen. Ook twee mannen moesten met ons mee.

Ze waren me al opgevallen, omdat ze nogal ongewoon waren. De een zag er uit als een vrouw met lange haren en waggelde met z'n billen.
De ander leek me een grote baby met zeer korte haren te zijn. Wij waren een groep van vier personen, die de volgende dagen met elkaar zouden reizen. Ik fluisterde Caroline in 't oor dat we voor deze mannen niet bang hoefde te zijn om verkracht te worden.

We liepen met de piloot mee naar het vliegtuig. Ik dacht dat ik droomde.
Met dit oude wrak, dat een vliegtuig uit de tweede wereldoorlog kon zijn, moesten wij vliegen. Nog een paar andere mensen stapten in.
Ik ben niet gelovig, maar ik moest toch even aan god denken en hoopte dat hij ons genadig was, door heelhuids aan te komen.

Voordat het vliegtuig de grond verliet, kwam de enige stewardess aan boord, met een stuk touw om de deur mee vast te binden. Dat was echt niet te geloven!! De machine vloog rustiger dan ik gedacht had. Omdat er veel plaatsen vrij waren, kon iedereen gaan zitten waar hij wilde. We hadden alle vier een plaatsje bij het raam genomen.

Ik keek naar beneden en zag boomspitsen van verbrande bomen. Een jaar geleden had hier een zware bosbrand gewoed.
Ik schrok me wild toen naast mij opeens iets donkers op de bodem van het vliegtuig floepte.

De stewardess kwam aangerent om de reddingsboot die boven mijn hoofd, uit het vak was gevallen, in een hoekje weg te schoppen. We kwamen heelhuids in Canaima aan.

Voor het vliegveld stond een jeep met aanhangwagen voor passagiers. De piloot ging met ons mee het oerwoud in. Daar stond een hutje waar je tochten kon boeken. Wij wilden naar Angelfalls. Maar daar konden we niet meer heen.

De piloot vertelde dat er toch niets aan was, omdat er bijna geen water meer was. We besloten dan maar naar de Canaima watervallen te gaan. De behulpzame piloot liet ons aan de anderen over. Wij reden verder naar het meer.

Toen we er aankwamen zagen we het prachtige meer met zijn watervallen. In de verte lagen de tafelbergen, waar we later nog heen zouden gaan. Maar nu moesten we over het meer varen.
Een oude roeiboot lag klaar om ons naar de overkant te varen. We moesten wel zwemvesten aan doen.

Wij weigerde dat, omdat we goed konden zwemmen. Bovendien zagen we hier op het meer geen gevaar om te verdrinken. Hans, de zwakkeling huilde al bijna omdat de zwemvesten te vies waren om aan te trekken.
De roeier eiste dat we de zwemvesten zouden aandoen.

Dat was verplicht hier. We weigerde allemaal nog steeds, die vieze dingen aan te trekken. Dan stond de man op en zei dat we niet konden vertrekken, zolang wij niet in die zwemvesten gingen zitten. Onze gids voor deze etappe, stond al lang in zijn zwemvest en wachtte rustig tot wij dat ook deden.

Met tegenzin deden we ze allemaal aan.
Nu duwden ze de boot van het strand. We konden instappen. We gingen op de harde bankjes zitten en lieten ons langs de eerste waterval voorbij varen.

Het frisse water spoot op onze hete huid en werkte erg aangenaam. We gingen verder,
tot aan de watervallen aan het eind. Daar gingen we aan land. We konden ons van de vuile zwemvesten bevrijden, waarin we aardig aan het zweten geraakt waren. De roeier ging met zijn boot terug.

Onze gids vertelde dat we een eind naar boven zouden moeten klimmen. We gingen de berg op. Het ging door een gebied met veel bomen, die voor schaduw zorgde. Met weinig moeite waren we boven gekomen en konden aan de andere kant van de berg, een nieuw meer en een schitterende waterval zien. Het water was hier bruin.

Na een korte wandeling kwamen we op een strandje, waar het zand zó wit was, dat je dacht dat het uit meel bestond. Naast ons raasde de waterval. Het water smakte denderend het meer in. We gingen op het witte zand zitten om bij te komen van de klim.

De gids vroeg of we niet wilde baden. Wij schudde met ons hoofd. Toen vertelde hij dat de bruine kleur van het water geen vuiligheid was. De kleur kwam van de wortels van de bomen die een speciale kracht hebben en verjongend werken.

Wij schoten vlug uit de weinige kleren die we aan hadden en doken in onze sexy onderbroekjes in het water, dat niet verjongend werkte, maar wel lekker fris was.

Verder lezen >> www.reisimpressies.eu - Canaima