LANGUEDOC-ROUSSILLON
Geschiedenis
Geschiedenis
To read about LANGUEDOC-ROUSSILLON in English - click here
ANWB vakantie boeken Languedoc-Roussillon |
Populaire bestemmingen FRANKRIJK
Ardeche | Auvergne | Bourgondie |
Bretagne | Cevennen | Corsica |
Cote d'azur | Dordogne | Elzas |
Jura | Languedoc-roussillon | Loiredal |
Lot | Normandie | Picardie |
Provence |
Geschiedenis
Prehistorie en oudheid
Het huidige Frankrijk is al zeer lang bewoond. De eerste bewoner van de Languedoc-Roussillon was de homo erectus, die hier ca. 450.000 jaar v.Chr. rondliep. In Tautavel zijn in de grot Caune de l’Arago beenderen en werktuigen van deze eerste bewoners gevonden.
Ca. 150.000 v.Chr. leefden hier de Neanderthalers en daarna de moderne mens, de homo sapiens. Ongeveer 7500 jaar geleden kwamen vanuit het Midden-Oosten de eerste landbouwers en veetelers naar het westelijke deel van het Middellandse Zeegebied.
Duizend jaar later waren de rivierdalen en de kustvlakten al behoorlijk bewoond en tweeduizend jaar later maakte de mensen in deze streken al gebruik van paarden, ploegen en wagens met wielen. De bevolking groeide gestaag en trok richting Noord-Frankrijk.
Rond 1500 v.Chr. trokken de Oost-Europese Kelten, in Frankrijk Galliërs genoemd, naar West-Europa en bereikten in de ca. 5e eeuw v.Chr. het huidige Frankrijk.
In de 6e eeuw v.Chr. koloniseerden Grieken uit Klein-Azië gedeeltes van de huidige Languedoc-Roussillon en stichtten onder andere de Agathè (nu: Agde). De invloed van de Grieken duurde tot de 2e eeuw n.Chr.
advertentie |
Romeinse tijd
Tijdens het bewind van de Romeinen, vanaf 118 v.Chr., versmolt de Keltische (Gallische) cultuur met de Romeinse en vormde zo de Gallo-Romeinse cultuur. In die tijd was al een deel van het huidige Frankrijk, de Provincia Narbonensis (hoofdstad Narbonne), Romeins grondgebied. Deze Romeinse provincie omvatte destijds het huidige Languedoc-Roussillon en was de eerste ‘officiële’ Romeinse kolonie in Gallië. De rest van Gallië werd tussen 58 en 51 v.Chr. door Julius Caesar veroverd.
De Romeinse tijd was er een van grote welvaart en vrede, bovendien werd de christelijke godsdienst door de Romeinen verspreid. De grote welvaart was onder andere te danken aan het uitgekiende wegensysteem, met de Via Aquitania (Atlantische Oceaan – Middellandse Zee) en de Via Domitia (Rome – Spanje). Arena’s, tempels, triomfbogen en aquaducten getuigen verder van de enorme invloed van de Romeinen in deze streek.
advertentie |
Gallië wordt Frankrijk
Na de ondergang van het Romeinse Rijk werd Gallië overspoeld door barbaarse stammen als de Alamannen, Vandalen en Visigoten. Het laatste volk maakte van de Provincia Narbonensis het hertogdom Septimanië en Germaanse Franken stichtten in Noord-Frankrijk een koninkrijk. In 496 bekeerde de Frankische koning Clovis zich tot het christendom en daarmee werd het Latijn de taal van de kerk, wetenschap en politiek. De ‘gewone’ Franken namen de Romaanse taal van de oorspronkelijke bevolking over en hieruit ontwikkelde zich de huidige Franse taal. Onder de Frankische koning Karel de Grote (742-814) breidde het Frankische Rijk zich enorm uit en omvatte op haar hoogtepunt geheel West-Europa. De graven van Toulouse stelden zich in die tijd onafhankelijk op van de Franse koning, en dit leidde tot de bloeiperiode in de 12-13e eeuw van de Occitaanse cultuur. De Occitaanse cultuur kwam ten einde door de Albigenzenkruistocht tegen de Katharen, maar uiteindelijk leidde tot de overname van de Languedoc door Noord-Frankrijk.
advertentie |
Ook Roussillon wordt Frans
In 1172 annexeerde de Koning van het Spaanse Aragon de Roussillon en er ontstond een machtige en welvarende staat. In de 13e eeuw werden de Balearen, waaronder Mallorca, door Aragon veroverd. Na de dood van de Aragonese koning werd het hele gebied in 1276 in tweeën opgesplitst en vormden de Balearen, de Roussillon en de heerlijkheid Montpellier het koninkrijk Mallorca met als hoofdstad Perpignan. In 1344 moest Mallorca de Balearen afstaan en in 1349 werd Montpellier verkocht aan Philippe de Valois en kwam er een einde aan het koninkrijk Mallorca.
In 1469 trouwde Ferdinand van Aragon met Isabella van Castilië waardoor bijna geheel Spanje in handen kwam van één dynastie. In die tijd werden ook de laatste Arabieren van het Iberische schiereiland verdreven en in 1640 werd zelfs het trotse Catalonië onderdeel van dit machtige rijk. In 1659 sloten Frankrijk, onder Lodewijk XIV, en Spanje het Verdrag van de Pyreneeën, waarbij de grens tussen beide landen bovenop het gebergte kwam te liggen. Dit hield tevens in dat de Roussillon voorgoed Frans grondgebied zou worden.
advertentie |
Protestantisme
De Languedoc werd al snel door het protestantisme beïnvloed, maar door de Franse overheid te vuur en te zwaard bestreden. Vanaf 1559 was er dan ook sprake van een heuse godsdienstoorlog, maar toch begon het protestantisme vanaf 1562 aan een opmars. Aan de onrust als gevolg van de godsdiensttwisten kwam pas een eind met het door Hendrik IV afgekondigde Edict van Nantes. Dit verdrag zorgde ervoor dat de protestantse kerken religieuze vrijheid kregen in een aantal, met name in het zuiden en westen, aangewezen steden.
In 1685 werd het Edict echter weer herroepen door Lodewijk XIV. Hij wilde alle protestanten weer katholiek maken en dat gebeurde vaak met harde hand. Zo werden protestantse kerken afgebroken en werden protestantse ouders gedwongen hun kinderen katholiek te laten dopen. Mannen die hagenpreken bijwoonden riskeerden galeislaaf te worden en vrouwen werden voor hetzelfde feit levenslang opgesloten. Hierop vluchtten honderdduizenden protestanten naar het buitenland, niet alleen naar landen als Holland en Zwitserland, maar ook naar Zuid-Afrika en de Verenigde Staten.
In 1787 kwam er aan deze onderdrukking een einde toen Lodewijk XVI het Édit de Tolérance ondertekende. Na de Franse Revolutie kwam er uiteindelijk vrijheid van godsdienst en scheiding van staat en kerk.
Na de Franse revolutie loopt de geschiedenis van de streek gelijk met die van het hieronder beschreven Frankrijk
Franse Revolutie
Omdat de zwakke regering weinig aan de situatie deed steeg de onrust onder de bevolking die zichzelf op 17 juni 1789 uitriep tot Nationale Vergadering. De feodale rechten en standenprivileges werden afgeschaft en de rechten van de mens en de burger werden geproclameerd.
Op 14 juli 1789 was het zover. Het volk bestormde de Bastille, een gevangenis in Parijs die het symbool was van de absolute monarchie, en bezette die. Dit was het begin van de Franse Revolutie. Het koningshuis viel en er brak een roerige tijd aan. In 1791 werd de afgekondigde grondwet door de koning erkend. Hij gebruikte echter wel zijn veto ter bescherming van de gehate edelen en onbeëdigde priesters en dat pikte de bevolking niet.
De opstandige Parijse gemeenteraad en de nieuwe Nationale Conventie riepen tussen 21 en 25 september 1792 de"eerste" republiek uit. In de Conventie werd de macht betwist tussen twee groeperingen: de Girondijnen, gematigde republikeinen, en de radicale Montagnards, met de bekende figuren Danton, Robespierre, Hébert en Marat. De gematigden werden door de radicalen met veel bloedvergieten uitgeschakeld maar kregen onderling ook ruzie, met name tussen aanhangers van Danton en Hébert.
Uiteindelijk bracht Robespierre ze beiden ten val maar werd zelf ook gedood op 28 juli 1794. Na deze gewelddadige periode keerde de rust weer even terug in Frankrijk. Maar uit de verwarde situatie werd de grondwet van het jaar III en het Directoire geboren, een nieuwe vergadering die tevergeefs de orde probeerde te herstellen. Er volgde een opstand van de Parijse burgerij die bloedig werd neergeslagen door de Corsicaan Napoleon Bonaparte. Ook had men te kampen met voortdurende katholieke en koningsgezinde opstanden in de Vendée en met grote financiële problemen.
De republiek wist zich goed te verweren tegen diverse buitenlandse vijanden en het Franse grondgebied was eind 1793 gezuiverd van vreemde elementen. Men kon er zelfs weer aan gaan denken om de revolutiebeginselen over Europa te verspreiden. Het Directoire stuurde Napoleon naar Egypte en dat was het begin van Frankrijk als koloniale macht in Noord-Afrika. Men had tevens gedacht om zich zodoende van Napoleon te ontdoen, maar dit mislukte totaal.
Consulaat en Keizerrijk
Op 9 november 1799 volgde een staatsgreep waarna de grondwet van het jaar VIII doorgevoerd werd en het consulaat ingericht werd, waar generaal Napoleon Bonaparte de sterke man was.
Toen Napoleon eindelijk aan de macht kwam trok hij met zijn legers door een aantal Europese landen om de ideeën van de Franse Revolutie te verbreiden. Hij werd gedwongen mee te doen aan oorlogen met steeds wisselende partners, de zogenaamde coalitieoorlogen, maar wel steeds met Engeland als grote tegenstander. Hij veroverde op het continent een groot imperium (o.a. Italië, Spanje, Duitsland en Polen) maar zou uiteindelijk stuiten op de Engelse suprematie op zee, het voortdurende verzet in Spanje en het door Frankrijk zelf opgeroepen nationalisme in de rest van Europa.
In Frankrijk zelf werd het onderwijs, het gerecht en de administratie hervormd en gecentraliseerd, o.a. door het uitvaardigen van de "Code Civil" en andere wetboeken. Verder werden betrekkingen met de kerk hersteld en de economie gesaneerd. Door al deze successen benoemde hij zichzelf tot consul voor het leven in 802 en tot keizer voor het leven in 1804.
Zijn voortdurende oorlogsplannen stuitten echter op steeds meer tegenstand en na een aantal forse nederlagen o.a. in Rusland, werd hij verbannen naar het eiland Elba. In maart 1814 deed hij afstand van de troon. De verbanning duurde slechts 100 dagen en hij keerde als een held terug. Na de nederlaag in de Slag bij Waterloo op 18 juni 1815 was het echter afgelopen met de "kleine generaal" en begon de restauratie. Napoleon werd door de Engelsen verbannen naar het eiland St. Helena in de Atlantische Oceaan, waar hij de laatste jaren van zijn leven zou doorbrengen en in 1821 stierf.
Restauratie
Na Napoleon werd de monarchie van de Bourbons opnieuw geïnstalleerd en kreeg Frankrijk een nieuwe koning, Lodewijk XVIII, die tot 1824 zou regeren.
Het gecentraliseerd bestuur en de wetgeving van de republiek en van het keizerrijk bleven behouden, maar de adel en de geestelijkheid herwonnen hun politiek overwicht ten nadele van de burgerij. De buitenlandse politiek, in het spoor van de Heilige Alliantie, wekte verzet.
De inzet van een nieuwe koloniale expansie door de verovering van Algiers (1830) kon daaraan niets verhelpen. De autoritaire machtsgreep van Karel X (1824–1830) beantwoordden de liberalen onmiddellijk met de Juli-revolutie van 1830.
Julimonarchie
De burgerlijk denkende Louis-Philippe van Orléans (1830–1848) trok de weinig populaire maatregelen van zijn voorganger weer in. Hij aanvaardde het, te regeren met een grondwet die de politieke macht in de handen van de bezittende klasse legde. Sinds de economische depressie van 1846 won de republikeinse en socialistische agitatie gedurig veld.
Toen de conservatief Guizot zich in februari 1848 met geweld wilde verzetten tegen het gevraagde algemeen stemrecht, kwam het volk in beweging. De socialist Louis Blanc en de republikeinen vormden een voorlopig bewind. Ondanks de volksoproeren van mei en juni hielden de burgerlijke republikeinen de bovenhand. Louis-Philippe vluchtte naar Engeland en in Frankrijk werd besloten voorlopig geen nieuw koninkrijk in te stellen maar werd de Tweede Republiek uitgeroepen.
Tweede Republiek
De roep om een sterke man bracht Lodewijk Napoleon met behulp van de katholieken aan de presidentszetel. Als tegenprestatie werd van hem bevoordeling van de katholieke godsdienst verwacht. Na een conflict met de Wetgevende Kamer over de kieswet ontbond hij op 2 december 1851 deze wet en ging zich bezighouden met een grondwetsherziening waardoor een jaar later op 2 december 1852 het tweede keizerrijk kon worden opgericht en regeerde hij als Napoleon III verder als een absolute vorst. In de Krim-oorlog en de Italiaanse veldtocht werden belangrijke militaire overwinningen behaald die Frankrijk als internationale macht op de kaart zetten.
Ook handel en nijverheid bloeiden op. Door de dubbelzinnige houding t.o.v de paus in de Italiaanse vrijheidsoorlog zetten de katholieken zich steeds meer af tegen Napoleon III en was hij sinds 1859 genoodzaakt minder autocratisch te regeren. De vrijhandelsverdragen met Engeland en wat andere landen lokten binnenlands veel kritiek uit en de afgang in Mexico werd ook niet vergeten. Daarentegen werden er wel nieuwe koloniën gesticht in Algerije, Senegambië (nu Senegal en Gambia), Cochin-China en Kambodja in de periode 1858-1867. Ook het gebrek aan daadkracht in de Pruisisch-Oostenrijkse Oorlog in 1866 kostte hem veel aanzien. Hij probeerde nog door het leger te reorganiseren en de grondwet te wijzigen zijn gezicht te redden, maar dat lukte al niet meer. Naar aanleiding van de Hohenzollern-kandidatuur voor de Spaanse troon brak de Frans-Duitse Oorlog uit.
Derde Republiek
In deze oorlog werd een zware nederlaag geleden bij Sedan op 1 september 1870 en dit leidde in Parijs tot het uitroepen van de"Derde Republiek" en een verdrag met het Duitse keizerrijk op 10 mei 1871. Hierin werd overeengekomen dat Frankrijk de Elzas en een deel van Lotharingen aan de Duitsers moest afstaan. In maart 1871 was er ondertussen in Parijs een radicalere gemeenteraad gekozen. Deze zogenaamde"Parijse Commune" kwam in opstand tegen de landelijke overheid, die tropen zond om de hoofdstad te heroveren. Na zes weken stedelijke guerilla-oorlog werd de opstand neergeslagen en zo'n 20.000"communards" doodgeschoten of gedeporteerd. In 1871 werd ook de Nationale Vergadering gekozen waarin de monarchistische meerderheid al snel grote onenigheid kreeg. Als gevolg daarvan werd in 1875 de Derde Republiek grondwettelijk ingericht.
In 1876 kregen de republikeinen de meerderheid in de Vergadering en trad de royalistische president Mac-Mahon af. In de laatste twee decennia van de negentiende eeuw stond het regeren in het teken van een aantal grote politieke schandalen, waaronder het handelen in ridderorden (1887), het Panamaschandaal (1892-1893) en natuurlijk de Dreyfuss-affaire (1894-1906).
In de sterk anti-katholieke binnenlandse politiek werd nog eens de scheiding van kerk en staat uitgeroepen. Sociale wetgeving kwam maar mondjesmaat op gang.
De buitenlandse politiek in deze periode stond in het teken van verschillende verdragen met andere grote Europese mogendheden. Zo werd er met Duitsland samengewerkt in diverse Afrikaanse kwesties en na diverse geschillen met de Engelsen werd ook tot hen toenadering gezocht. Door de brutale houding van de Duitse keizer Wilhelm II tekenden Frankrijk en Rusland een tweevoudig verbond in 1892-1894, de zogenaamde Duple Alliantie.
In Noord-Afrika wisten Frankrijk en Italië hun belangen te handhaven waardoor de internationale positie van Frankrijk nog meer verbeterde. Ook met Engeland werden alle koloniale geschillen opgelost in een Entente Cordiale in 1904. Ook de banden met Rusland werden steeds hechter en leidden uiteindelijk tot een Triple Entente met deze twee landen waardoor de positie ten opzichte van Duitsland sterker werd. Hierdoor werd Frankrijk wel min of meer de Eerste Wereldoorlog ingetrokken door het Servische conflict tussen Rusland en Duitsland.
Tot 1917 was Frankrijk niet erg succesvol in de strijd tegen de Duitsers. Bij de rivier de Marne wisten ze de Duitse opmars te stuiten. Vier jaar lang zou de oorlog zich in loopgraven afspelen en vele miljoenen soldaten en burgers vonden de dood. In november 1917 kwam de regering Clemenceau aan de macht en onder zijn enigszins dictatoriale leiding werd de verdediging van Frankrijk succesvol gereorganiseerd en een jaar later de overwinning op de Duitsers behaald. Op de vredesconferentie van Versailles wilde Clemenceau Duitsland volledig ontkrachten maar dit plan viel niet in goede aarde bij de geallieerden. Wel kreeg Frankrijk Elzas en Lotharingen terug.
Frankrijk leed zware demografische en economische verliezen door de Eerste Wereldoorlog en de regering van de rechtse Nationale Unie had de handen vol aan de relatie met Duitsland en een grote stakingsgolf.
Ook de relatie met de Britten werd steeds moeizamer. In de kwestie van de herstelbetalingen door Duitsland aan Frankrijk namen de Britten een gematigd standpunt in. De Franse regering zocht toenadering tot dat standpunt maar de regering werd daardoor ten val gebracht door de nationalist Poincaré. Deze sloeg door met een eenzijdige bezetting van het Ruhrgebied in januari 1923 om zodoende een oplossing te forceren. De relatie met de Britten kwam nog verder onder druk te staan door de Grieks-Turkse oolog waarin Frankrijk Turkije steunde en Groot-Brittannië achter Griekenland stond. Frankrijk had ondertussen wel een aantal continentale bondgenoten: België, Polen en de kleine entente die bestond uit Tsjechoslowakije, Joegoslavië en Roemenië.
Pas in 1924 werd de relatie met de Britten weer genormaliseerd. De Ruhr-politiek werd teruggedraaid door de nieuwe regering en het Britse Dawesplan met betrekking tot de herstelbetalingen werd geaccepteerd. De regering Briand zorgde voor nog meer aanzien in de wereld door het Pact van Locarno in 1925 en het Briand-Kellogg verdrag in 1928.
Poincaré slaagde er ook in om de precaire financiële problemen te stabiliseren, maar had daarentegen weer te kampen met opstanden in Marokko en Syrië. Voor de verkiezingen viel de Nationale Unie uit elkaar.
Tardieus strenge politiek tegen Duitsland (1932) ondervond Britse kritiek en verbitterde Duitsland. Zo was Frankrijk weer op zijn continentale bondgenootschappen en op een stevige verdediging (Maginotlinie) aangewezen.
De verkiezingen van 1932 werden gewonnen door links, maar de financiële moeilijkheden, de economische achteruitgang en de kritiek op het parlementaire stelsel maakten een stabiele regering onmogelijk. In Parijs zelf werd gevochten door communistische, fascistische en royalistische groepen. Premier Doumergue vormde in februari 1934 een kabinet van nationale signatuur met een oorlogsheld uit de Eerste Wereldoorlog, Pétain, en Barthou. Hij probeerde het Franse alliantiesysteem te verstevigen, o.a door Italië en Rusland erbij te betrekken. Hij hoopte zo het gevaar Hitler-Duitsland te isoleren na de Poolse opgave van de pro-Fanse politiek, maar werd tijdens zijn poging om Joegoslavië en Italië met elkaar te verzoenen op 9 oktober 1934 vermoord. Niet lang daarna nam premier Doumergue ontslag. Zijn opvolger werd Laval, die door zijn deflatiepolitiek zeer onpopulair was. In juli 1935 vormde zich een eenheidsfront tussen communisten, socialisten en radicalen tegen de fascistische groeperingen. Ook de buitenlandse politiek van Barthou was aan veel kritiek onderhevig, o.a. door het Verdrag met Rome dat gesloten werd met Mussolini. In 1936 werden verder het Rijnland door Duitse troepen bezet en werd het Locarnoverdrag opgezegd, waar Frankrijk niets meer aan kon doen, o.a. door gebrek aan steun van de Engelsen.
In juni 1936 kwam de Volksfront-regering van Léon Blum aan de macht. Hij voerde sociale verbeteringen door die echter enorm veel geld kostten en daardoor een sterke inflatie tot gevolg hadden. Daarop werd de Franse Bank en de wapenindustrie onder toezicht gesteld en werd er fors opgetreden tegen fascistische groeperingen. In de Spaanse burgeroorlog bleef Frankrijk samen met Engeland aan de zijlijn staan met een politiek van non-interventie. Het radicale kabinet Daladier hanteerde een scherpe deflatiepolitiek wat stakingen uitlokte maar de economische toestand wel verbeterde.
Internationaal liep Frankrijk in die tijd achter Groot-Brittannië aan. Ex-bondgenoot Tsjecho-Slowakije werd op de Conferentie van München in september 1938 in feite uitgeleverd aan de Duitsers. Na de schending van het Verdrag van München door Duitsland gaven Frankrijk en Groot-Brittannië garanties aan Polen en de Balkanstaten.
Tweede Wereldoorlog
Frankrijk verklaarde Duitsland de oorlog op 3 september 1939, samen met Groot-Brittannië. Dit gebeurde na de Duitse inval in Polen. Op 10 mei 1940 trokken de Duitse troepen Frankrijk binnen en binnen enkele weken stortte de Franse defensie volledig in elkaar. Ook de veel geroemde Maginotlinie bleek niet bestand tegen de Duitse overmacht en het grootste deel van Frankrijk werd door de Duitsers bezet.
Op 22 juni sloot de regering van maarschalk Pétain een wapenstilstand met Duitsland. Pétain was de opvolger van Paul Reynaud, die Daladier als premier was opgevolgd op 20 maart 1940. Twee dagen later werd er ook een wapenstilstand met Italië gesloten dat op 10 juni Frankrijk was binnengevallen. De regering van Pétain vestigde zich in Vichy, dat lag in het onbezette deel van Frankrijk. Nadat de geallieerden geland waren in Noord-Afrika in november 1942 breidden de Duitsers hun bezetting over geheel Frankrijk uit.
Ex-premier Laval had inmiddels de feitelijke leiding van de regering te Vichy overgenomen van Pétain en hij streefde naar samenwerking met de Duitsers. De plaatsvervanger van Pétain, admiraal Darlan, sloot zich in november 1942 bij de geallieerden aan. Pétain collaboreerde in feite met de Duitsers. Buiten Frankrijk zette de naar Engeland uitgeweken generaal Charles de Gaulle met een kleine groep"vrije Fransen" de strijd tegen de Duitsers voort. In Frankrijk zelf ontstonden verschillende verzetsbewegingen, die vanaf mei 1943 samenwerkten in het Conseil National dela Résistance.
In juni 1944 landde een geweldig geallieerd invasieleger op de kust van Normandië en van de Provence in het zuiden. De Duitsers konden de opmars van de geallieerden niet stuiten. September 1944 was bijna geheel Frankrijk bevrijd en op 8 mei 1945 verklaarde Duitsland zich in Reims akkoord met de onvoorwaardelijke overgave.
De Gaulle werd in 1943 hoofd van een Frans nationaal bevrijdingscomité en keerde bij de bevrijding in augustus 1944 terug als hoofd van een voorlopige regering. Deze regering steunde op de progressieve katholieke MRP (Mouvement Républicain Populaire), de socialisten en de communisten. De Fransen die met de Duitsers hadden samengewerkt, werden gestraft. Pétain werd ter dood veroordeeld (door De Gaulle in levenslang gewijzigd) en Laval werd gefusilleerd. In januari 1946 trok De Gaulle zich uit de regering terug.
Vierde Republiek
In oktober 1946 werd bij een volksstemming de nieuwe grondwet goedgekeurd en de socialist Vincent Auriol werd in januari 1947 de eerste president van de Vierde Republiek. De periode na de Tweede Wereldoorlog werd gekenmerkt door een combinatie van grote politieke instabiliteit en gunstige economische ontwikkelingen. In snel tempo volgden de kabinetten elkaar op en een aantal belangrijke premiers uit die tijd waren Georges Bidault, Robert Schuman, Antoine Pinay en de radicaal Mendès-France. Hij was het die de beslissing nam om tot een wapenstilstand in de oorlog in Indo-China te komen.
Nadat de rechtse partijen korte tijd hun aantrekkingskracht hadden verloren, herstelden de conservatieven zich na de oorlog al snel. Begin jaren vijftig organiseerde Pierre Poujade de ontevreden middenstand en ambachtslieden, waarmee het georganiseerde rechtse volksprotest zijn herintrede deed in de Franse politiek.
De Gaulle, die zich tegen de nieuwe grondwet had gekant wegens de zijns inziens te zwakke positie van de uitvoerende macht tegenover het parlement, richtte in 1947 een eigen partij op, de Rassemblement du Peuple Français. De dekolonisatie bracht ten slotte de ondergang van de Vierde Republiek. In Algerije was in 1954 verzet tegen het Franse bewind ontstaan. Uit vrees voor mogelijke onderhandelingen met de Algerijnse nationalisten vormden Fransen in Algerije met steun van het leger op 13 mei 1958 een revolutionair"comité de salut public", dat een regering onder De Gaulle bepleitte. Om een burgeroorlog te voorkomen gaf president Coty (die in 1954 Auriol was opgevolgd) de opdracht om een kabinet te formeren aan De Gaulle, die behalve van de rechtse partijen ook steun kreeg van de MRP en een deel van de radicalen en de socialisten (1 juni 1958).
Al ging de Vierde Republiek uiteindelijk aan haar eigen instabiliteit ten onder, op het Europese vlak initieerde zij vele integratieplannen (Kolen- en Staalgemeenschap, Defensiegemeenschap) die de stabiliteit in Europa moesten bevorderen. Deze plannen kunnen echter niet los gezien worden van de naoorlogse Duitslandpolitiek, waarmee Frankrijk poogde om de Bondsrepubliek Duitsland onder controle te krijgen door het te integreren in West-Europa.
Vijfde Republiek
Nu hij aan de macht was gekomen zette De Gaulle zijn plannen voor staatkundige hervormingen door. Op 28 september 1958 stemde meer dan 80% van de kiezers voor de nieuwe grondwet die de president veel macht en gezag gaf. Bovendien kreeg de nieuwe gaullistische partij Union pour la Novelle République de grootste fractie in de nationale vergadering. De Gaulle zelf werd op 8 januari als president geïnstalleerd, met M. Debré als premier die in 1962 werd opgevolgd door de latere president Georges Pompidou.
Door de situatie in Algerije kwamen rechtse politici en militairen in opstand. Deze staatsgreep in de Algerijnse hoofdstad Algiers op 22 april 1961 mislukte echter. Op 8 april 1962 sprak meer dan 90% van de bevolking zich in een referendum uit voor de onafhankelijkheid van Algerije. Uiteindelijk werd Algerije na een bloedige koloniale oorlog onafhankelijk na een grondwetswijziging op 28 oktober 1962. Na verkiezingen in maart 1967 behielden de Gaullisten met hun bondgenoten nog een krappe meerderheid; de ambtstermijn van De Gaulle was in december 1965 met zeven jaar verlengd.
De periode De Gaulle werd in het algemeen gekenmerkt door het herstel van Frankrijks positie als een onafhankelijk en invloedrijk land tussen de grote naties van de wereld. Bovendien wilde De Gaulle uiteindelijk een groot Europa van de Atlantische Oceaan tot aan de Oeral en daarvoor was het nodig dat de invloed van de Verenigde Staten teruggedrongen werd. Als gevolg van deze stelling onttrok Frankrijk zijn troepen in 1966 aan het gezag van de Navo en alle Navo-bases werden ontruimd. Ook wilde men een kernmacht worden en ondertekenden daarom niet het non-proliferatieverdrag. Groot-Brittannië werd tot tweemaal toe uit de EEG geweerd, maar de betrekkingen met Duitsland werden wel genormaliseerd, en ook die met Rusland en andere Oost-Europese landen. Met de Arabische landen konden de Fransen het goed vinden maar dat had weer zijn weerslag op de relatie met Israel. Onder studenten en arbeiders ontstond in de tweede helft van de jaren zestig ontevredenheid over het beleid van de regering. In mei 1968 brak in Parijs de befaamde opstand uit die slechts een maand zou duren na toezeggingen voor loonsverhogingen voor de arbeiders.
Bij de in juni gehouden verkiezingen boekten de Gaullisten grote winst en vormden een front tegen de socialisten samen met de onafhankelijke republikeinen en andere onafhankelijken.
Jaren zeventig en tachtig
In april 1969 trad De Gaulle af omdat zijn voorstellen met betrekking tot hervormingen waren verworpen, o.a. over een nieuwe regionale indeling. De presidentsverkiezingen brachten een overwinning voor de gaullist Georges Pompidou. Op binnenlands terrein streefde Pompidou naar een snelle industrialisatie, in de buitenlandse politiek volgde hij de lijn-De Gaulle, hoewel minder star. Zo gaf hij zijn medewerking bij de toetreding van Engeland tot de EEG en nam vaker positieve standpunten in tijdens Navo-vergaderingen. De parlementsverkiezingen van maart 1973 werden gewonnen door de samenwerkende socialisten en communisten, maar de regeringspartijen behielden de meerderheid. Links vormde ook een coalitie bij de dood van Pompidou (2 april 1974) en de daarop volgende presidentsverkiezingen. Deze werden in mei 1974 gewonnen door de minister van Financiën en Economie, de onafhankelijke republikein Giscard d'Estaing.
Hij versloeg met zeer klein verschil de socialistische leider François Mitterrand. De gaullisten hadden op dat moment geen nieuwe kandidaat voor het presidentschap en gaven daarom hun steun aan de republikein Giscard. Jacques Chirac werd premier van een kabinet van gaullisten en republikeinen. In 1976 ontsloeg de president Chirac en benoemde Raymond Barre tot premier.
Onder Giscard werd het door zijn directe voorgangers gevoerde beleid in grote lijnen voortgezet. In de buitenlandse politiek bleef het streven naar een sterk, door Frankrijk en de Bondsrepubliek Duitsland beheerst Europa, onafhankelijk van de Verenigde Staten, gehandhaafd, evenals de pro-Arabische houding in het Midden-Oosten.
In voormalig Frans-Afrika bleef Frankrijk vertegenwoordigd door de aanwezigheid van militaire troepen en adviseurs, terwijl de financieel-economische invloed nog werd vergroot. In het binnenland had Giscard te maken met o.m. separatistische bewegingen op Corsica en in Bretagne. Mei 1981 werd Giscard verrassend verslagen door de socialistische presidentskandidaat François Mitterrand.
Hij werd de eerste socialistische president van het land sinds de instelling van de Vijfde republiek in 1958.
Na de parlementsverkiezingen in juni kwam er een regering van socialisten (PS) en communisten (PCF) onder P. Mauroy, die probeerden om via nationalisaties de Franse economie te verbeteren. Door tegenvallende resultaten werd men in juni 1982 al gedwongen om het progressieve economische beleid af te zwakken. Onder L. Fabius maakten de communisten niet langer deel uit van de regering. Nadat UDF–RPR onder aanvoering van Jacques Chirac (RPR) in maart 1986 de parlementsverkiezingen hadden gewonnen werd de Vijfde Republiek geconfronteerd met een in de geschiedenis van Frankrijk onbekende staatkundige variant, de"cohabitation": een premier en een president van verschillende politieke kleur. Nadat Mitterrand in mei 1988 opnieuw de presidentsverkiezingen had gewonnen van Chirac, kwam er na de parlementsverkiezingen van juni 1988 opnieuw een socialistische regering onder leiding van M. Rocard.
In de jaren tachtig vielen vooral op: het kleiner worden van de electorale basis van de communistische partij en haar politieke invloed, de opkomst van extreem-rechts in de vorm van het Front National van Jean-Marie Le Pen en de opkomst van de Groenen, Les Verts, die sinds juni 1989 vertegenwoordigd zijn in het Europees Parlement.
Jaren negentig
In 1991 werd voor het eerst een vrouw premier van Frankrijk, Edith Cresson. Impopulaire maatregelen, o.a. premie- en belastingverhogingen, waren fnuikend voor haar populariteit en zij werd al in april 1992 opgevolgd door Pierre Bérégovoy. Deze trad als premier terug na de socialistische nederlaag bij de verkiezingen van 12 maart 1993 en werd opgevolgd door Edouard Balladur. In mei pleegde de teleurgestelde Bérégovoy zelfmoord, mede naar aanleiding van het mislukken van zijn economisch programma. De slechte economische situatie leidde in juli 1993 tot aanvallen door speculanten op de Franse franc. Het gevolg was dat de Franse franc in feite het Europees Monetair Stelsel moest verlaten.
De regering-Balladur kreeg in 1994 te maken met talrijke corruptieschandalen die enkele ministers tot aftreden dwongen.
Bij de presidentsverkiezingen van mei 1995 liet Jacques Chirac, leider van de gaullistische RPR en burgemeester van Parijs, eerst zijn partijgenoot Balladur achter zich en won in de tweede ronde ook van de socialistische kandidaat Lionel Jospin. Jean-Marie Le Pen van het extreem-rechtse Front National verwierf 15% van de stemmen. Na aanvankelijk enige van Chiracs verkiezingsbeloften te hebben ingelost, daalde de populariteit van premier Juppé, die een straf bezuinigingsbeleid voorstond, snel.
Een golf van stakingen legde eind 1995 het openbare leven lam en ook in oktober en november 1996 kwam het tot massale stakingen bij de spoorwegen, in de luchtvaart, het onderwijs en andere overheidsdiensten. Vrachtwagenchauffeurs gingen over tot blokkades ter verbetering van hun arbeidsvoorwaarden, aan welke eis de regering gedeeltelijk tegemoetkwam. Intussen daalde de economische groei en bereikte de werkloosheid een naoorlogs record.
In 1995 werd Parijs opgeschrikt door een aantal terroristische aanslagen van de Algerijnse fundamentalistische-islamitische organisatie GIA en op Corsica vond in 1995 en 1996 een groot aantal bomaanslagen plaats door verschillende nationalistische bewegingen.
Begin januari 1996 overleed oud-president François Mitterrand. Bij gemeenteraadsverkiezingen in februari 1997 in het Zuid-Franse stadje Vitrolles behaalde het Front National een absolute overwinning, waarmee de vierde Zuid-Franse stad in handen viel van extreem-rechts, terwijl Nice wordt bestuurd door een geestverwant van Le Pen.
In het voorjaar van 1997 schreef president Chirac vervroegde verkiezingen uit in de hoop de positie van de regering-Juppé te versterken. In twee verkiezingsronden behaalden de socialisten onder leiding van Jospin en hun bondgenoten op 1 juni een grote overwinning en kwamen met 282 van de 577 zetels in de Nationale Vergadering.
In 1995 lokten Franse kernproeven op het atol Mururoa in de Stille Zuidzee felle protesten uit vooral van Australië, Nieuw-Zeeland en Japan. Na de proeven ondertekende Frankrijk begin 1996 het Verdrag van Rarotonga voor een kernwapenvrije zone in de Stille Zuidzee. In juni 1996 maakte minister van Defensie Millon op een halfjaarlijkse vergadering van zijn NAVO-collega’s in Brussel bekend dat Frankrijk wilde meewerken aan een"nieuwe" NAVO met een aparte Europese defensie-identiteit.
In de aanloop naar de Europese top in Dublin van december 1996 ontstond onenigheid tussen Frankrijk en Duitsland over het stabiliteitspact, dat na inwerkingtreding van de EMU moet zorgen voor begrotingsdiscipline bij de deelnemende landen. Parijs pleitte voor meer politieke vrijheid: ruimere marges en minder autonomie voor de Europese Centrale Bank.
Met de vervroegde parlementsverkiezingen van mei/juni 1997 beoogde president Chirac extra tijd te creëren om, zo nodig, pijnlijke maatregelen uit te voeren die nodig waren om te voldoen aan de criteria voor deelname aan de EMU. Chirac gokte en verloor: winnaar werd de Socialistische Partij (PS) onder leiding van Lionel Jospin, die een coalitie vormde met de communisten (PCF) en de Groenen.
De populariteit van de nieuwe coalitieregering –Jospin was aanvankelijk groot, maar werd al spoedig op de proef gesteld door onder meer verzet van de vakbonden tegen saneringen in de sociale voorzieningen en dat van middelbare scholieren die in oktober 1998 massaal de straat opgingen om meer middelen voor het secundair onderwijs te eisen.
De invoering van een 35-urige werkweek in 1998 om meer arbeidsplaatsen te scheppen, deed de relatie tussen regering en werkgevers geen goed en in 1999 werd de positie van Jospin verder verzwakt toen minister van Financiën Dominique Strauss-Kahn, na Jospin de machtigste man in de regering, op 2 november zijn aftreden bekendmaakte, nadat hij van corruptie was beschuldigd.
21e Eeuw
In september 2000 spraken de Franse kiezers zich uit voor een grondwetswijziging waarmee de presidentiële ambtstermijn werd teruggebracht van zeven naar vijf jaar; 73% was voor de wijziging. In 2002 is parlementair rechts aan de macht gekomen na verrassend verlopen Presidentsverkiezingen, waarin extreem rechts in de eerste ronde er in slaagde de socialistische presidentskandidaat Jospin uit te schakelen. Het gevolg was brede steun voor de herverkiezing van President Chirac die Le Pen als kandidaat voor het Front National tegenover zich zag.
De regering en de door President Chirac benoemde eerste minister Raffarin ging - gezien de omstandigheden - voorzichtig aan het werk, volgens sommigen commentatoren zelfs te voorzichtig. Men wilde ten koste van alles de sociale rust handhaven omdat die essentieel werd geacht voor het handhaven van het consumentenvertrouwen en daarmee de werkgelegenheid. Noodzakelijke hervormingen, zoals belastinghervorming (in Frankrijk wordt nog steeds geen belasting aan de bron geheven) en liberalisering/privatisering van semi-overheidsbedrijven en hervorming van het gezondheidswezen, werden voor zich uit geschoven. In plaats daarvan concentreerde de regering zich op thema's als decentralisatie, veiligheid op straat en verhoging van de defensie-uitgaven. Toch werd het eerste jaar van de regering Raffarin voor de zomer van 2003 met een relatief positieve balans afgesloten. Successen werden met name geboekt bij de aanpak van de criminaliteit (minder misdaad) en de verkeersproblematiek (minder verkeersslachtoffers).
In de zomer van 2003 begon het tij te keren. In juli werd het regeringsvoorstel voor een institutionele hervorming voor Corsica met bijna 51 procent nee stemmen verworpen. Hierdoor kwam de decentralisatiewetgeving van de regering onder grotere druk te staan. Ook kwam er onverwacht veel verzet vanuit de bevolking tegen de wijzigingen van het pensioenstelsel, tegen het decentraal werven van ondersteunend personeel in de onderwijssector in het kader van het decentralisatiebeleid en tegen het aanscherpen van de uitkeringscriteria voor werknemers in de theater- en festivalwereld. Daarboven op kwam de catastrofaal verlopen hittegolf in augustus 2003 die meer dan 15000 slachtoffers eiste.
Daarna kwam de regering wat zijn populariteit betrof in een vrije val terecht: de pers sprak over het begin van het einde. Hoewel het er begin 2004 even op leek dat de regering vertrouwen terug won - onder meer vanwege de harde opstelling ten faveure van het niet confessionele karakter van de Franse staat (verbod van het islamitische hoofddoekje) - kreeg dit geen vertaling bij de regionale verkiezingen van 21 en 28 maart 2004. Links kreeg 13 procentpunten meer dan rechts (50,3 tegen 36,8 procent). Links kwam in alle regio's (ook de tot dan toe onneembare bolwerken van rechts) aan de macht. Met uitzondering van de Elzas en Corsica. Als gevolg werd een deel van de regeringsploeg vervangen en trad de regering Raffarin III aan.
In een televisietoespraak had President Chirac de vernieuwde regering Raffarin III geplaatst in het kader van de noodzaak van structurele hervormingen in Frankrijk. Hervormingen en sociale rechtvaardigheid dienden hand in hand te gaan. Frankrijk diende, aldus de president, een echte sociale dialoog voeren. Hervormingen dienen liefst breed gedragen te worden. Tegelijk dienen de staatsfinanciën te worden gesaneerd. De regeringsverklaring Raffarin III was in lijn met de wensen van de president.
Op zondag 29 mei 2005 heeft het Franse volk zich middels een referendum massaal uitgesproken tegen het Grondwettelijk Verdrag voor de Europese Unie. Chirac heeft hierop Dominique de Villepin tot premier benoemd en Nicolas Sarkozy als ‘ministre d’Etat’ (daarmee protocollair de nummer twee in de regering) herbenoemd in de functie van minister van Binnenlandse Zaken. Op voordracht van De Villepin is het regeringsteam drastisch hervormd en in omvang sterk gereduceerd (alle staatssecretarissen zijn geschrapt).
Op 9 juni 2005 legde premier De Villepin de regeringsverklaring af in de Assemblee. De aangekondigde maatregelen hadden met name betrekking op het sociaal-economisch beleid:"Frankrijk weer aan het werk helpen" was de centrale boodschap.
De kosten van het maatregelenpakket worden geschat op 4,5 miljard euro. De verlaging van de inkomstenbelasting die in 2006 zou worden doorgevoerd (aankondiging van President Chirac van juli 2004) wordt voorlopig opgeschort.
De Villepin zal het werkgelegenheidspakket niet via wetten, maar via ‘ordonnances’ doorvoeren. Hij omzeilt daarmee lange procedures (en amendementen) in het Parlement. Oppositie verzette zich uiteraard stevig tegen deze vermeende ‘autoritaire’ bestuursvorm.
In de Franse pers wordt gesproken over de “nadagen van Chirac”. Er is sprake van duidelijke onrust binnen de regeringspartij UMP. De jongere generatie van rechtse politici wil voorkomen dat links in 2007 het Elysée weer overneemt en tracht daarom in de UMP het roer meer in eigen handen te nemen. Ook herinnert men aan het feit dat de UMP geacht was een doorbraakpartij te zijn, met allerlei stromingen en dus niet alleen Gaullisten of Chirac aanhangers. Achter dit streven naar herstel van de bloedgroepen kan men de opening van de eerste schermutselingen over de opvolging van Chirac zien. De benoeming van De Villepin in combinatie met Sarkozy, beide zeer ambitieus en mogelijk in de race voor het volgende presidentschap, roept vragen op over de teamgeest van de nieuwe regering.
Ook de socialisten zijn door de afwijzing van het Grondwettelijk Verdrag zwaar aangeslagen. Hoewel de officiële partijlijn steun voor het verdrag voorschreef, leidde de tweede man van de PS, Laurent Fabius, een actieve nee-campagne. Na het Franse ‘neen’ restte partijleider François Hollande dan ook geen andere keuze dan Fabius als lid van het bestuur te royeren. De verdeeldheid binnen de PS is nu aanzienlijk. Het partijcongres van de PS is een half jaar vervroegd naar het najaar van 2005 teneinde de brokstukken te repareren voordat de campagne voor de presidentsverkiezingen van 2007 van start gaat.
Sinds 16 mei 2007 is Nicolas Sarkozy president. De president heeft een relatief grote macht, doordat hij staatshoofd en regeringsleider is. In juli 2008 krijgt Frankrijk voor een half jaar het voorzitterschap van de Europese Unie. In oktober 2008 wordt de omvang van de kredietcrisis merkbaar en in februari 2009 pompt de overheid miljarden in de economie. In maart 2010 leiden de regeringspartijen een groot verlies bij regionale verkiezingen. In juni 2010 kondigt de regering drastische bezuinigingen aan om de staatsschuld te verlagen.
Na de Nationale Vergadering van Frankrijk stemde in september 2010 ook de Senaat in Frankrijk in met het boerkaverbod. Wanneer de wet van kracht wordt, wordt alle gezichtsbedekkende kleding verboden in openbare ruimtes. Vrouwen die op straat of in openbare ruimten gezichtsverhullende kleding dragen, kunnen volgens de wet een boete krijgen van 150 euro. In mei 2012 treedt de socialist Francois Hollande aan als nieuwe president. In 2013 stuurt Frankrijk een interventiemacht naar de voormalige kolonie Mali. In maart 2014 wordt Manuel Valls de nieuwe premier, na een opmars van het Front Nationaal. Ook bij de Europese verkiezingen in mei 2014 wint het front nationaal.Het jaar 2015 staat in het teken van terroristische aanslagen op Frans grondgebied door Islamitische Staat. In januari vallen 17 slachtoffers, voornamelijk medewerkers van het satirische tijdschrift Charlie Hebdo. In november zijn er 130 doden te betreuren bij diverse aanvallen in Parijs. In februari 2016 begint de opruiming van de"jungle" van Calais, dat is een groot kamp met illegalen die de oversteek naar Groot-Brittanië willen maken. Op 14 juli 2016 slaat Islamitische Staat opnieuw toe, een vrachtwagen rijdt in op een menigte tijdens de nationale feestdag met meer dan 80 doden tot gevolg. In mei 2017 wint de kandidaat van het centrum Emaunuel Macron de Franse presidentsverkiezingen van de ultrarechtse Marine Le Pen. Zijn beweging La République en Marche wint vervolgens in juni bij parlementsverkiezingen de absolute meerderheid.
Eind 2018 vinden grote landelijke"gele hesjes" protesten plaats tegen pogingen om het gebruik van fossiele brandstoffen te beteugelen door middel van prijsstijgingen die gewelddadig worden, wat aanleiding geeft tot aanpassingen door de regering. De protesten gaan door in 2019. In juli 2020 benoemt president Macron Jean Castex tot premier, nadat Edouard Philippe ontslag nam na een slechte uitslag voor de regerende La République En Marche! partij bij lokale verkiezingen. In Conflans-Sainte-Honorine, een voorstad ten noordwesten van Parijs, werd op straat een geschiedenisleraar die kort daarvoor in de klas karikaturen van de profeet Mohammed liet zien onthoofd. De achttienjarige Tsjetsjeense dader werd door de politie doodgeschoten.
2021 en begin 2022 staan in het teken van de aanstaande verkiezingen waarin Macron het opneemt tegen onder anderen Valérie Pécresse van Les Républicains, Marine Le Pen van Rassemblement National en Éric Zemmour van Reconquête. De Franse presidentsverkiezingen worden in april 2022 gewonnen door Emmanuel Macron. Hij kan daarmee beginnen aan een tweede ambtstermijn van vijf jaar.
LANGUEDOC-ROUSSILLON LINKS
Advertenties
• ANWB vakantie boeken Languedoc-Roussillon
• Languedoc-Roussillon Hotels
• Langudedoc-Roussillon Tui Reizen
• Hotels Trivago
• Boeken, ook tweedehands, over LANGUEDOC-ROUSSILLON bij Bol.com
Nuttige links
Languedoc-Roussillon Startnederland (N+E)Bronnen
Bongartz, M. / Languedoc-Roussillon
ANWB
Brutinot, L. / Languedoc-Roussillon
ANWB
Deggau, H. / Wandelgids Cevennen en Languedoc
ANWB
Encarta Encyclopedie
Graaf, G. de / Languedoc-Roussillon
ANWB
Hiddema, B. / Languedoc-Roussillon : Camargue, Cevennen
ANWB
Languedoc-Roussillon
Lannoo
Languedoc Roussillon : Gorges du Tarn, Cevennen, Carcassonne, Perpignan
Lannoo
Pijnenburg, H. / Cevennen, Languedoc
Gottmer/Becht
CIA - World Factbook
BBC - Country Profiles
laatst bijgewerkt november 2024Samensteller: Arie Verrijp / Geert Willems