INDONESIE
Reismpressie van Bali
Reismpressie van Bali
Tekst: Joyce Frey
Ik had mezelf beloofd, twee weken lang alleen maar te gaan luieren op Bali, want ik had al twee vermoeiende weken achter de rug. De eerste dag lukte dat goed. Ik lag in de tuin van het hotel dat boven het strand van Sanur gebouwd was. Onder de geweldige bladeren van de palmen sliep ik vaak in.
De tweede dag ging ik wandelen en de omgeving bekijken. Op de straten stonden overal kleine gevlochten bakjes voor de deuren van winkel en huizen, waarin bloemen of vruchten lagen. Dat zijn offers voor de goden. Ik moest oppassen dat ik niet op een van de offergaven trapte, want dan zouden de goden me niet genadig zijn.
Tussen de wandelingen door, ging ik weer aan het strand luieren.
De derde dag kon ik het niet meer uithouden. Ik had wat ál te veel rust gehad.
Ik moest iets ondernemen. In een prospectus had ik over een paar uitstapjes gelezen.
Een paar er van wilde ik maken.
Ik zocht de vertegenwoordigster van de reisorganisatie en vroeg waar ik morgen heen kon gaan.
Ze keek het na en zei dat ik met twee Amerikanen, verschillende bezichtigingen kon doen, waaronder ook de "olifantgrot" hoorde. Ik nam het aanbod onmiddellijk aan omdat ik persé iets moest doen..
's Morgens kwam een jongeman, die nog student was en zijn geld als gids verdiende, me ophalen.
Dan reden we naar een chic hotel om de Amerikanen op te halen. Het was een ouder stelletje dat in Singapore leefde. Eerst gingen we een theater binnen om Balinese dansen te bewonderen. De openluchtzaal liep vol met toeristen. Het gedans begon.
Het was meer theater dan dans. De muziek klonk verschrikkelijk. Ik dacht: hier speelt iedereen maar wat, van synchronie hebben die nooit iets gehoord. Het enige leuke hier was de kip op de tribune, die de artiesten af en toe een schop moesten geven, zodat hij uit de weg ging.
Daarna gingen we naar een dorpje. Iedereen had zijn eigen altaar, waar de offers lagen. Vervolgens moesten we naar een zilversmid en een houtsnijderei, waar natuurlijk een grote verkoophal achter was.
We reden verder naar de olifantengrot bij bedula. De hemel was bijna zwart.
Niets van de stralende blauwe hemel uit de reisfolders, was te zien.Voor de grotten lag het zwembad. Het complex was vroeger een boeddhistisch klooster. Het zou meer dan duizend jaar oud zijn, maar niemand wist het precies.
We stonden voor het zwembad toen het begon te regenen.
De mensen renden onder een dak. Opeens goot het in grote stromen.
Ook ik renden naar zo'n dak. Als het wat minder regende konden we weer naar de auto gaan. De wegen waren beken geworden en mijn broek was tot bijna aan de knieën nat.
In de auto bevrijdde ik me van mijn schoenen om het water er uit te gieten.
Later kwamen we in Lake Batur, een kratermeer met twee vulkanen.
Het had opgehouden met regenen.
Later bekeken we nog een tempel waar niet veel meer van over was.
Alleen de goudvissen in de vijver er voor schenen nog erg levend te zijn.
De volgende twee dagen bleef het regenen. Ik had korte wandelingen gemaakt door de plaats en op mijn terras gelezen.
De tweede dag ging ik eens aan het strand kijken of daar misschien mensen waren. En zie: Daar waren mensen ! Onder een plastic doek dat op stangen gespannen was, maakten een paar mannen muziek.
Anderen verdeelden schijven meloen en bekers met kokosmelk. Het was erg leuk, ondanks dat ik onder een paraplu stond. De dag daarna scheen de zon weer. Ik moest weg. Ik kon mijn kamer en het strand niet meer zien.
Ik ging de straat op, waar ik ooit met een taxichauffeur gepraat had. Hij stond op zijn bekende plaats. Ik vroeg wat het kosten zou om me naar Uluwatu te rijden. Hij noemde zijn prijs. Ik kon nog wat afpingelen en zei dat hij rijden kon. Maar hij moest me de gelegenheid geven om het gedoe daar te bekijken. Ketut vond het goed.
Ik stapte in.
Op de weg was het heel rustig.
Toen we aankwamen reden we tot zo dicht mogelijk bij de tempel. Ketut zei dat hij niet kon meekomen, omdat hij zijn jeans aan had. Hij mocht alleen in sarong de tempel binnen gaan. Ik dat ik de weg alleen wel vinden kon. Al vlug stond ik voor de trappen en keek omhoog. Dan vatte ik moed en ging omhoog.
Het was tamelijk verlaten hier. Ik had het hoogste punt bereikt. Eerst keek ik naar de zee diep onder mij. Het was stralend blauw en sloeg met geweld tegen de rotsen.
Aan de andere kant hetzelfde. Een stuk daarvoor zaten drie monniken, die aan het bidden waren. Dat stukje was voor toeristen verboden. Ik hield me aan dat verbod.
Ik ging weer naar beneden en keek naar de apen die er rond renden. Ik probeerde er een te fotograferen, maar ze waren vlugger weg, dan dat ik mijn camera uitgepakt had. Ik was weer beneden aangekomen en keek nog eens naar boven.
Verder lezen >> www.reisimpressies.eu - Bali