GAMBIA
Mijn spannendste reiservaring
Mijn spannendste reiservaring
Tekst: Joyce Frey.
Foto's: Arie van der Zalm.
Ik zat al een week in Kolili en vond het niet leuk hier.
De eerste week was ik met een Zwitsers meisje opgetrokken, omdat het leven hier alléén niet te genieten is. Met z'n tweeën ging het ook niet beter.
Je kon geen stap buiten het hotel doen zonder aangehouden te worden door iemand die iets van je hebben wou.
Ik was bijna jaloers, dat mijn reisgenoot terug mocht vliegen. Ik moest het hier nog drie weken uithouden.
De vorige week had ik bij een gids, die vaak voor het hotel stond, een reis naar Georgetown geboekt. Daar wilde ik de steenformaties zien.
Punctueel stond ik in de morgen op straat en had de nodige spullen om een nacht over te blijven, bij me.
Lamin, de gids, stond er ook. Hij liet me de reis betalen.
Hij had het amper aangepakt of er kwam een luxe auto aangereden.
Ik dacht dat is super.
Een mooie auto met airco, radio en comfortabel zitten.
Jammer genoeg, (ik was nog niet uit mijn droom ontwaakt), kwamen we in Serrekunda aan, en moesten daar uitstappen.
Van hieruit gingen we met een bus verder. Lamin moest vragen welke bus we moesten hebben.
Hij haalde de tickets, kleine stukjes papier, met de hand beschreven. We lieten de mensen die al in het kleine busje zaten, opschuiven om er ook nog bij te kunnen.
We zaten al dicht op elkaar gedrukt en moesten nu nog dichter opeen zitten, want onderweg wilden steeds meer mensen meerijden.
Op bepaalde afstanden stonden politieagenten, die de papieren wilden zien.
Ik voelde me een beetje raar, omdat ik de enige toerist was in dit busje, dat bijna uit elkaar dreigde te vallen.
De chauffeur moest slalom rijden over een weg die meer dan slecht was.
Overal grote gaten in het wegdek. We gingen voorbij aan kleine dorpjes, waar mensen in- en uit stapten.
Bij de haltes stonden verkopers die drankjes in plastic zakjes verkochten, zoals water en siroopjes. Ook vruchten werden verkocht. Lamin kocht een maniokwortel voor me, waarin ik een poosje te knagen had.
Ik had bijna geen plaats om mijn armen te bewegen. De rit duurde eindeloos lang, het was heet en ik zat in de verdrukking.
Naast mij zat een man met een kind op zijn schoot.
Hij probeerde te voorkomen dat het kind mij zou schoppen.
Het was een meisje van ongeveer twee jaar oud.
Ze had littekens in haar gezicht. Ik dacht dat ze uit Mali moest komen.
Daar waren de mensen nog zo gek om hun meisjes in het gezicht met littekens te "versieren", omdat ze dat mooi vonden.
Na vijf uur rijden moesten we overstappen in Jarra Soma.
Ik mocht van Lamin niet weggaan. Het kon hier gevaarlijk zijn voor vreemden. Ik mocht ook geen foto's maken. Veel mensen liepen hier heen en weer. Ook hier was geen enkele andere toerist te zien.
Ik begon langzaamaan te denken dat ik de enige vreemdeling in dit gebied was. Lamin had de bus gevonden waarmee we verder moesten. Bij een kraampje had Lamin stukjes vlees gekocht, diein een oude krant verpakt waren. Onderweg wou hij me er ook iets van geven. Ik bedankte hem vriendelijk. Ten eerste ben ik vegetariër en ten tweede zag het er zo vies uit, dat ik het zelfs met de grootste hongersnood niet eten zou.
De bus was nog kleiner dan de eerste. We zaten boven op elkaar. Dat nog drie uur lang. Tegen de avond kwamen we in de buurt van Georgetown aan.
We moesten met een veerpont over de Gambiarivier om naar een eilandje te komen. Daar hadden we nog een lang mars voor ons. Lamin, die hier ook nooit eerder geweest was, moest onderweg vragen waar de lodge lag, waar hij geboekt had. Intussen had ik mijn voeten kapot gelopen. Het was bloedheet en ik zweette uit elke porie. De lodge zag er leuk uit maar leek erg verlaten te zijn.
We hadden naast elkaar een kamer gekregen. Omdat de heenreis te lang geduurd had, konden we moeilijk morgen in alle vroegte weer terug gaan. Daarom moesten we nog een tweede nacht boeken.
Lamin, die de omgeving wou zien, liet me weer een paar blaren op de voeten lopen. Af en toe gingen we zitten.
Dan weer op een trapje bij een school, dan weer op een boomstam bij de rivier. Tenslotte gingen we weer naar de lodge, waar op de binnenplaats een paar tafels en stoelen stonden en het eten geserveerd werd. Na het eten liepen we nog een klein stukje. Al vroeg gingen we naar bed.
De volgende morgen, na een uitgebreid ontbijt, liepen we naar de rivier. Daar gingen we een museum binnen.
Daar werden vroeger slaven vastgehouden om later verder getransporteerd te worden. Het was tragisch. Daarna liepen we naar de andere hoek van de straat, waar Lamin met een vrouw praatte. Dan gingen we naar de kleine markt die er naast was. Lamin kocht een paar vissen en groente.
Hij bracht dat eten naar de vrouw, die familie kon zijn, dacht ik.
We gingen weer naar de boomstam aan de rivieroever. Daar gingen we zitten. Ik keek naar het kleine bootje, dat steeds met een paar mensen van de ene, naar de andere oever voer. Lamin wees naar een paar vogels die over ons heen vlogen. Hoe noemde de namen.
Ik vond het vervelend hier. De hele dag hier op een boomstam zitten.
Ik vroeg wanneer we naar de steenformaties gingen. Lamin zei; "We gaan er niet heen, het is te ver weg." Ik vloog overeind en riep : " Je denk toch niet, dat ik een hoop betaald heb, om de hele dag hier in deze plaats te hangen. Ik wil die stenen zien !!"
Met een boos gezicht stond hij op. We liepen naar de mini-veerpont.
Daar praatte hij met de bootsman. Tenslotte konden wij ook instappen.
Met nog een paar andere mensen voeren we naar de overkant.
Daar zette Lamin mij in een klein busje. Hij ging verder vragen.
Ik moest weer uit het busje. We liepen naar het eind van het straatje, waar een paar auto's reden. Een andere vrouw deed hetzelfde. Lamin praatte met haar. Een oude auto kwam voorbij. Die vrouw sprak met de chauffeur. Hij liet ons alle drie instappen. We reden over een zandweg waar veel gaten in zaten. Wij moesten weer uitstappen. De vrouw wees in de richting, waar we heen moesten lopen. Zij ging de andere kant uit.
Na een lange wandeling, kwamen we echt daar aan, waar ik heen wilde.
De omgeving was verlaten. We gingen een klein museum in, waar foto's van de stenen hier hingen. Ook die van Senegal en de Stone hedges. Daarna gingen naar buiten om de stenen zelf te zien. De meeste stonden in een kring. Ze leken op dikke sigaren. Elke kring had stenen, die bijna allemaal even groot waren. Het was toch verbluffend, dat de natuur zoiets kon bieden.
Ik had gezien, waarvoor ik deze reis ondernomen had. We konden terug naar het kamp. Maar dat was niet zo eenvoudig. Eerst liepen we een heel eind, tot we in het plaatsje Wassu kwamen, Daar hoopte Lamin een lift terug te krijgen. Het plaatsje sliep. Niet eens een hond was te zien.
Een paar kraampjes met groente en vis stonden op een rijtje.
De eigenaren er van sliepen er in.
Lamin deponeerde me tussen de vissen en zei dat ik wachten moest.
In de buurt stond een verlaten vrachtwagen.
Lees verder >>www.reisimpressies - Gambia